Polyfenolen


op de dosering komt het aan 

Polyfenolen zijn aromatische verbindingen waarvan de moleculen bestaan uit meer dan één fenolgroep (OH-groep). Het zijn aromatische verbindingen. De volgende website geeft een overzicht van een indeling van polyfenolen:  http://www.vitalstoff-lexikon.de/Sekundaere-Pflanzenstoffe/Polyphenole/


Fenolzuren

              Hydroxykaneelzuur

              Ferulazuur

              Kofffiezuur

4-cumaarzuur

              Hydroxybenzoezuur

              Ellagzuur

              Galluzuur

              Salicylzuur

              Vanillinzuur


 

Curcuminoiden 

              Curcumine

 

Gingerolen

 

Flavonoiden

              Anthocyanen

              pelargonidine

cyanidine

 delphinidine

 peonidine,

 petunidine

 malvidine

 Flavanolen

              Catechinen

              Epitcatechine

              Epigallocatechingallat

              Gallocatechine

              Proanthocyanidine

 

Flavanonen

              Eriodictyol

              Hesperitine

              Naringenine

 

Flavonen(Luteoline, Apigenine,Tangeritine, Morin)

              Acacetine

              Apigenine

              Chrysetine

              Luteoline

 

Flavonolen

              Fisetine

              Kämpferol

              Morine

              Myricetine

              Quercetine


Isoflavonen (Fyto-oestrogenen)

              Daidzeine

              Genisteine

              Glyciteine

 

Lignanen (Fyto-oestrogenen)

Matairesinol

Secoisolariciresinol diglycoside

Pinoresinol

Isolariciresinol

 

Stilbenen

             Resveratrol

 

 

 

 

 https://edepot.wur.nl/640072

 

 

 

Flavonen (Luteoline, Apigenine,Tangeritine, Morin)

 

Deze komen, met uitzondering van Apigenin, minder wijd verspreid voor dan andere flavonoïden. Peterselie en selderij zijn tot nu toe bekend als de enige noemenswaardige bron van flavonen. Apigenine komt ook voor in hauhechel, duidzendblad, citrusvruchten en kamille. Andere bronnen zijn, kumquat, wilde peen en pepermunt. Luteoline en apigenine spelen een rol in het lichaam als antioxidant en radicaalvanger en kunnen volgens studies een rol spelen bij het voorkomen en genezing van kanker. Ook lijkt luteoline ontstekingsremmend in de hersenen te werken en mogelijk te werken tegen geheugenverlies bij ouderen. Vitexine een derivaat van Apigenine, werkt anti-oxidatief en komt voor in de passiebloem, brandnetel, meidoorn, zaden van de fenegriek en duizendknoop.     

 

 

 

Flavonolen (Quercitrine, Kaempferol, Rutine, Myrecitine, Fisetine, Rhamnazine, Isorhamnetine, Pachypodol)

 

Flavonolen komen wijdverspreid voor maar de hoeveelheden in de voeding zijn vaak laag. De hoogste percentages vinden we in uien, boerenkool, prei, bosbessen en broccoli. De belangrijkste stoffen zijn quercitine en kaempferol. Quercitine is de meest voorkomende flavonoide en treffen we aan in appelen, uien, thee, bessen, koolsoorten, zaden, noten, bloemen, rode druiven, frambozen, groene thee, knoflook en Gingo Biloba. Gingo wordt vooral ingezet voor een goede doorbloeding vooral in de hersenen en ter bevordering van het geheugen. Ook de stof sylimarine uit de Mariadistel, een mengsel van flavolignanen, behoort tot deze groep. Deze stof kan een sterk beschadigde lever weer herstellen.

 

 

 

Flavanonen (Epicatechin, Hesperitine, Naringenine, Eriocitrine, Homoeryodictiol)

 

Een relatief kleine groep flavonoïden die alleen in citrusvruchten in hoge concentraties voorkomen, bijvoorbeeld hesperitine in sinaasappels, naringenine grapefruit, eriocitrine in citroenen. Ook in tomaat en munt komen een geringe hoeveelheid flavanonen voor.

 

 

 

Isoflavonen (Genisteine, Daidzeine, Glyciteine)

 

Dit zijn stoffen die vanwege hun structuur ook wel aangemerkt worden als plantenhormoon of wel fyto-oestrogeen. Ze bezitten het vermogen om zich aan oestrogeenreceptoren te binden en werken als zodanig in op de hormoonhuishouding van de mens. Ze komen voor in vlinderbloemige als klaver en in Peulvruchten, met name sojabonen.

 

 

 

Anthocyanen

 

Deze ontstaan door oxidatie vanuit de flavonoïden. Ze zijn meestal zowel aan een suiker gebonden als aan een zuur, bijvoorbeeld koffiezuur. We kennen o.a. Cyanidine (roze/ donker rood), Delphinidine(blauwe kleur), Malvidine, Pelargonidine (roze, lichtrood-oranje), Peonidine, Petunidine, Aurantinidine, Capensinidine) zijn pigmenten met een rode, roze, blauwe of paarse kleur. De paarse kleur wordt al naar gelang de zuurgraad meer rood of blauw. Bij Longkruid (Pulmonaria) zie je bijvoorbeeld dat de bloemen voor de bevruchting rood/roze zijn, daarna kleuren ze blauw. De kleurintensiteit en het gehalte aan anthocyanen neemt toe met het rijpen van vruchten. Ze komen vooral voor in in rode wijn, bepaalde granen, en sommige groenten (aubergine, kool, bonen, uien, radijs) en het meeste in fruit zoals de bosbes, braam, framboos, zwarte bes en vlierbes. Planten met deze stoffen zijn bijvoorbeeld de korenbloem , groot kaasjeskruid, pioenroos, klaproos, gevlekt longenkruid, hondsroos, maarts viooltje, en het driekleurig viooltje.

 

 

 

Flavanolen (catechinen en proanthocyanidinen)

 

Deze groep flavonoïden zijn niet aan suikermoleculen gebonden maar vaak aan organische zuren. De Flavanolen zijn weer onder te verdelen in drie subgroepen:

 

Monomeren: catechine en epicatechine in groene thee en cacao, fruit (vooral abrikozen) en rode wijn

Di- en trimeren: oligomere proanthocyaan (OPC), een van de belangrijkste groep flavonoïden. Het zijn mengsels van mono, di en trimeren die op verschillende manieren aan elkaar gebonden kunnen zijn. OPC komt vooral voor in bosbessen, aronia, cranberries, druivenschillen en pitten, granaatappel en donkere chocolade. De procyanidine in meidoorn worden vooral een cardio-vasculaire werking toegeschreven.

Tetrameren en hoger: polymeer proanthocyanen (taninen). Taninen zijn looistoffen, ze hebben een adstringerende(samentrekkende) werking op de slijmvliezen. Ze werken vooral in het maag-darmkanaal. De taninen gaan een verbinding aan met eiwitten in de slijmhuid. Hierdoor komt er een licht membraan over de slijmhuid dat zich vervolgens samentrekt en de huid verdicht. De haarvaten worden samengetrokken, de huid wordt steviger en de zwelling en roodheid van de huid neemt af. Ook bacteriën kunnen zo minder goed in de huid dringen. In zieke of door parasieten aangetaste planten komen hoge concentraties voor. Taninen werken dan ook antiseptisch. Looistoffen worden vooral toegepast bij ontstekingen, blaasjes, blaren en zwellingen van de (slijm-)huid. Taninen komen in de natuur vooral voor in schors van bomen zoals de eik, in bosbessen, wortels van de tormentil, bladeren van de notenboom, de toverhazelaar, agrimonie, andoorn en varkesgras en in vruchten als kweepeer, avocado en kaki. In onze voeding vinden we ze vooral in zwarte thee, cacao, koffie, rode wijn en azijn. Looistoffen worden zowel inwendig als uitwendig gebruikt. Denk aan zitbaden met eikenbasttinctuur bij aambeien en ontstekingen in genitaal bereik. De werking van looistoffen wordt door alkaloiden echter teniet gedaan. Ook zuurstof breekt looistoffen af. Luchtdicht afsluiten is belangrijk om deze waardevolle stoffen te behouden.

 

 

 

 

Van alle flavonoïden komen Apigenine, Kaempferol en Quercitine verhoudingsgewijs het meeste voor in de natuur in veel uiteenlopende verbindingen. Hierna wordt een klein overzicht gegeven van de verschillende gezondheidseffecten van flavonoïden.