• Fytohormonen


    Planaardige Boodschappers

    Fytohormonen 

    Plantenhormonen (fytohormonen) zijn organische verbindingen die de groei en ontwikkeling van de plant aansturen en coördineren. Ze fungeren als boodschappers en voorzien de plant van belangrijke informatie over zijn omgeving.


    In het menselijk lichaam zijn hormonen eveneens boodschapperstoffen die belangrijke signalen doorgeven van het lichaam naar de hersenen. Plantenhormonen werken in ons lichaam vrijwel op dezelfde manier als onze eigen lichaamshormonen maar dan zwakker. Er zijn fytohormonen met een oestrogeen- en progesteron-achtige werking maar ook testosteron-achtige effecten zijn bekend, hoewel deze laatste minder voorkomen.


    Fyto-oestrogenen zijn in hun chemische structuur vergelijkbaar aan het vrouwelijke oestrogeen estradiol en kunnen de effecten ervan nabootsen. Door deze structurele gelijkenis (er is een fenolische-ring aanwezig), kunnen fyto-oestrogenen aandokken op dezelfde speciale receptoren in het vrouwelijk lichaam waar lichaamseigen hormonen op aansluiten en daardoor seksuele functies en de psyche beïnvloeden. Deze effecten zijn echter zwakker dan van gewoon oestrogeen. Omdat fytohormonen niet aan alle criteria van echte hormonen voldoen worden ze ook wel groeiregulatoren genoemd.

    Werking

    In ons lichaam zijn twee verschillende oestrogeenreceptoren aanwezig zijn: de alfa- en betareceptoren. De alfa-receptoren komen vooral voor in de baarmoeder, de borst en de lever en hebben proliferatieve (celdeling bevorderend) en ontstekingsbevorderende effecten. Een stimulatie van deze receptoren kan de groei van tumoren in de baarmoeder of borst bevorderen. Plantenhormonen binden zich echter met name aan de beta-receptoren die zich vooral in de darm, botweefsel, prostaat en bloedvaten bevinden. Stimulatie van de beta-receptoren zorgt juist voor een ontstekingsremmend en antiproliferatief effect en remt daardoor de groei van tumoren. 


    Ook wordt erop gewezen dat het mogelijk is dat wanneer plantenhormonen zich aan de oestrogeenreceptoren binden, deze receptoren niet meer vrij zijn voor schadelijke oestrogeenachtige stoffen uit de omgeving (zoals bijv. DDT), waardoor deze hun schadelijke invloed op de groei van kanker niet kunnen ontvouwen. Madejsky geeft aan dat talrijke studies uitwijzen dat fytohormonen een kankerremmende werking kunnen hebben. Zo verwijst zij naar een studie van het Duitse kankeronderzoeksinstituut in Heidelberg die aantoonden dat het gebruik van lignanen en isoflavonoïden het kankerrisico met 50% liet dalen.


    Fytohormonen kunnen soms oestrogeen, soms anti-oestrogeen werken. Voor de menopauze (wanneer er een hogere concentratie oestrogeen bestaat) kunnen de fytohormonen de oestrogeenreceptoren bezetten en daarmee verhinderen dat de lichaamseigene oestrogenen op de receptoren kunnen aandokken. Op deze wijze werken ze anti-oestrogeen. Na de menopauze, wanneer de oestrogeenspiegel in het lichaam sterk verlaagd is, kunnen ze juist door het het stimuleren van de receptoren een lichte oestrogeenwerking bewerken. De effecten van fytohormonen zijn naar schatting een honderdste tot een duizendste maal zwakker dan die van onze lichaamseigen steroïde hormonen en bezitten een veel geringer gevaar voor kanker dan de gangbare hormoontherapie, aldus Madesksy.

    Werkzame stoffen

    De fyto-oestragenen met de sterkste hormonalewerking komen uit de groep iso-flavonen, dit zijn daidzeine en genisteine. Stilbenen hebben ook een hormonale werking, ze lijken op cellulose vezels en vallen ook onder de flavonoïden evenals de coumestanen. Onder de niet-flavonoïden met een hormoonachtige werking, hebben de lignanen de grootste betekenis.


    Flavonoïden (waaronder de iso-flavonen) behoren op hun beurt weer tot de polyfenolen. Ook andere polyfenolen bezitten een hormoonachtige werking. Deze zijn echter minder effectief als de hiervoor genoemde stoffen. Ook zijn er planten met een invloed op onze hormoonhuishouding hoewel daar geen fyto-hormonen zijn aangetroffen zoals bijvoorbeeld de vrouwenmantel (Alchimilla).


    Onderzoek naar de hormoonachtige werking van planten staat nog aan het begin. Veel planten zijn nog niet voldoende onderzocht om aan te kunnen tonen welke stoffen voor een eventuele hormoonachtige werking verantwoordelijk zijn.


    De voornaamste phyto-oestrogenen zijn de isoflavonen (genisteine, daidzeine en hopeine), lignanen, stilbenen en coumestanen. Deze worden hierna verder besproken.

    Isoflavonen

    Verreweg de bekendste fyto-oestrogenen zijn de isoflavonen. Deze komen vooral voor in de familie van de vlinderbloemigen zoals soja, rode klaver en peulvruchten maar ook in lijnzaad. Er zijn meer dan 1000 verschillende isoflavonen, slechts twee ervan vertonen een sterke oestrogeen activiteit, namelijk genisteïne en daidzeïne. Het is belangrijk om te weten dat voor de opname van vooral genisteïne en daidzeïne een gezonde darmflora een essentiële rol speelt.

     

    Het Isoflavon genesteine van sojabonen of rode klaver wordt vooral aanbevolen bij opvliegers en andere overgangsklachten. Omdat in Japan slechts 10% van de vrouwen aangeeft last te hebben van opvliegers en dit percentage in Europa bij 80% ligt wordt de oorzaak hiervan vaak gezocht in de consumptie van soja. Het innemen van Genisteine lijdt echter niet altijd tot het gehoopte effect. Uit onderzoek komt naar voren dat bij ongeveer 30% -40% van de vrouwen het innemen van deze fytohormonen geen werking laat zien. Genisteine heeft op zichzelf geen hormonaal effect. Het moet eerst worden omgezet door bepaalde darmbacteriën in het effectieve molecuul Equol. Als deze bacteriën niet aanwezig zijn in de darmflora, is het genisteine niet werkzaam. Hoe gezonder de darmflora, hoe beter het resultaat van isoflavonen. Ook goed om te weten is dat de isoflavonen genisteïne en daïdzeïne vooral voorkomen in gefermenteerde soja (miso, sojasausof tamari) maar niet in ongefermenteerde producten. Ook het lagere percentage vrouwen met borstkanker in Azië wordt met sojaconsumptie in verbinding gebracht. Onderzoek wijst echter uit dat vooral een hoge opname van isoflavonen in de kindheid en jeugd nodig is om dit positieve effect te bereiken. Isoflavonen bevorderen namelijk de differentiëring van borstweefsel in de puberteit wat bij lijkt te dragen tot een lager gezondheidsrisico. 

     

    Coumestaan

    Dit is een verzamelbegrip voor organische stoffen afgeleid van coumarine. Coumestaan werkt als antioxidant en komt vooral voor in kiemen (alfalfa, rode klaver, tuinkers, lima-, mung- en sojakiemen/-bonen), maar ook in granaatappelpitolie. Coumestaan kan tijdens de overgang het oestrogeentekort dat dan ontstaat compenseren. Ook stimuleert het het denkvermogen en de botvorming. De hoogste concentraties Coumestrol zijn gevonden in peulvruchten en in jonge spruiten of kiemen van bijvoorbeeld in alfalfa, rode klaver, soja en mungbonen.

     

    Stilbenen

    Ook stilbenen, met name resveratrol, hebben een oestrogeen-achtig effect. Resveratrol komt voor in noten en wijn en in de siberische (rhapotische) rabarber (Rheum rhapontikum). Deze plant behoort tot de duizendknoop familie (Polygonaceae) en is beter bekend als Siberische of Bulgaarse rabarber.

                               

    Lignanen

    Er zijn meer dan 1000 verschillende lignanen geïdentificeerd waarvan er maar twee als fytohormoon interessant zijn: metairesinol en secoisolariciresinol. Het rijkst hieraan zijn lijnzaad (vooral het vlies) en soja. Maar ook granen, peulvruchten, knoflook, pistachenoten, pompoenitten, zeewieren, aardbeien, cranberries, zaden en kastanjes zijn goede leveranciers. Ook deze stoffen binden zich aan de menselijke oestrogeenreceptoren maar zijn beduidend zwakker dan de isoflavonen.

    Lignanen zijn vooral bekend vanwege hun hormoonbindende capaciteit. Ze verhogen de aanmaak van de zogenaamde SHBG (sexhormoonbindingsglobulines). Deze stof wordt door de lever aangemaakt en zorgt ervoor dat er niet te veel vrije hormonen in het lichaam aanwezig zijn. Dit is van groot belang bij klachten die met te veel vrije hormonen te maken hebben, zoals bij de meeste prostaatklachten en typische vrouwenklachten. Alleen wanneer er voldoende isoflavonen en lignanen uit de darm worden opgenomen kan er SHBG gevormd worden. Dit SHGB onderschept de in het bloed aanwezige geslachtshormonen waarna deze worden uitgescheiden. Lage concentraties van vrije geslachtshormonen in het bloed verlagen de kans op onder andere borst-, baarmoeder- en prostaatkanker.

    Overige fyto-hormonen met een geringere betekenis.

     

    Flavonen:

    De twee belangrijkste flavonen met een zwak oestrogeen effect zijn Luteolineen en Apigenine. Deze twee flavonen komen in de natuur veelvuldig voor in bladeren, zaden en fruit maar vooral in wit en geel gekleurde groente en fruit (o.a. citrusfruit, rode druiven en groene bonen).

     

    Flavonolen:

    De belangrijkste flavonolen zijn Quercitine en Kaempferol met beide een zwakke oestrogene activiteit. (o.a. in uien, spinazie, appels, zwarte thee)

     

    Flavononen:

    De belangrijkste is Naringenine, dat zwak oestrogeen is. Deze komen voor in citrusfruit, in de hele vrucht maar vooral in de schil en in hop.

     

    Chalconen:

    Chalconen komen zeer veel voor in allerlei planten en zijn meestal precursors (=voorstoffen) van andere fyto-oestrogeen fenolen. De meest voorkomende chalcone is Phloretine maar ook hiervan is de oestrogeen activiteit vele malen kleiner dan die van de isoflavonen.

     


    Kruiden met een hormonale werking

    In de volksgeneeskunde zijn nog veel meer planten bekend die vanwege hun invloed op de hormoonhuishouding gewaardeerd worden, zoals Anijs  (Pimpinella anisum), Venkel (Foeniculum vulgare), Salie (Salvia officinalis), Koriander (Coriandrum sativum), Melisse (Melissa officinalis) of de Walnoot (Juglans regia).  Hun precieze werkingsmechanismen zijn echter nog niet bekend. Sommige reguleren de melkproductie (Anijs, Venkel), andere de zweetproductie (Salie) en weer andere zijn van invloed op de weeën zoals Bijvoet (Artemisia vulgaris), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) of de Ruit(Ruta graveolens).


    Een tinctuur uit de Zilverkaars (Cimicifuga racemosa) heeft mij erg geholpen tijdens de menopauze. Na twee weken werden de nachtelijke opvliegers langzaam minder. Door haar oestrogeenachtige werking wordt ze graag ingezet bij overgangsklachten.

    Ook zijn er kruiden die de werking van de schildklier beïnvloeden. Deze speelt een belangrijke rol in de gehele hormoonhuishouding (Klimop (Hedera helix), IJzerhard (Verbena officinalis), Melisse (Melissa officinalis) of Wolfspoot (Lycopus europaeus)).

    Literatur

    Lexikon der Fruaenkräuter, Margret Madejsky. AT verlag, 2008

    Ik vond op het internet ook een interessante site met informatie over soja en overgangsklachten:

    https://energiekevrouwenacademie.nl/hoe-zit-het-nou-precies-met-soja/


    Share by: